FantasyAnimalsFafiction wiki
Advertisement

Dit is het eerste deel van Annders. Een normale dag in de mijn wordt plotseling verrijkt met het bezoek van koningin Emma, prinses Elizabeth en prins Sunil. Ann en Falada denken er het hunne van. Leeswaarschuwing: de dood van een stel ouders door een tragisch mijnongeluk.

Hoofdstuk 1

Dat gebrom. Dat intenst diepe gebrom dat zich dwars door de grond verplaatste en zelfs tot in je botten te voelen was. Af en toe ging dat gebrom gepaard met het gekreun der aarde en op dat moment hield Ann altijd haar hart vast.

Als de grond begon te trillen, dan moest ze hier zo snel mogelijk weg. Alle mijnwerkers zouden dan de mijn uitvluchten in de hoop op tijd boven te kunnen komen voor de gangen en schachten zouden instorten.

In de afgelopen maand waren ze al veertien mensen verloren, waarvan drie kinderen. Bedolven onder kilo’s steen, verdronken door het plotselinge water, gestikt door het gas of gebrek aan zuurstof of, als je de instorting had overleefd, omgekomen van de dorst als ze je niet op tijd wisten te redden.

Dat was haar vader overkomen. Na drie weken was het graven geen reddingsoperatie meer geweest, maar een bergingsoperatie. Ann had haar vader tenminste kunnen begraven. Van haar moeder Sandra was veel minder overgebleven.

Sandra Selevis was een van de geopeilers geweest. Dit waren lange, magere mensen die zich door de nauwe spleten en spelonken in de aarde wisten te wurmen op zoek naar nieuwe aders. Als ze wat interessants vonden, dan werd de spleet groter gemaakt en ging de geoloog verder op onderzoek uit.

Op de dag dat Ann haar moeder was verloren, had Sandra honderd meter in zo’n spleet afgelegd. Ze had nog nauwelijks ruimte gehad om zich te bewegen.

Stapje voor stapje had ze zich tussen de wanden van de spleet verder proberen te werken, haar lichaam schurend langs het gesteente, terwijl de aarde zachtjes bromde. Ze moet al getracht hebben te vluchten toen de aarde begon te kreunen, maar het was al te laat geweest.

Achter haar was de aarde verschoven, terwijl voor haar de wereld stil stond. Wat van Sandra Selevis, weduwe en moeder van negen kinderen, was overgebleven, was per toeval teruggevonden over een lengte van tien meter.

Hoofdstuk 2

Nu had Ann het werk van haar moeder overgenomen en er was geen moment dat ze niet dacht aan de gruwelijke dood die ze hier kon sterven, maar, zo dacht ze, het was beter dan dat ze alle negen van de honger om zouden komen.

Ze moest zich niet zo aanstellen en hopen dat haar ouders vanuit de hemel haar een beetje zouden beschermen. Ze hadden Dersen in ieder geval al beschermd bij die instorting twee jaar terug.

Haar broer was weliswaar in een rolstoel terecht gekomen, maar hij leefde tenminste nog en hield nu thuis de kleintjes in de gaten, terwijl Ann in de mijn werkte. En dan mocht ze nog van “geluk” spreken dat geopeiler goed betaalde.

Er waren niet veel mensen die dit werk wilden of konden doen, dus Ann kon in haar eentje het hele gezin onderhouden. Dat was tien jaar geleden nog niet mogelijk geweest, maar de nieuwe aardgaswinning verderop had de mijn instabiel gemaakt en de spleten die daaruit waren ontstaan, waren nu Anns bron van inkomsten.

Diezelfde aardgaswinning had echter al meer dan driehonderd doden op zijn geweten. De economie draaide echter als een malle op aardgas en kolen en dat was het belangrijkste voor koning Wagner. En voor iedere mijnwerker waren er zeker tien werkelozen die graag naar beneden zouden gaan.

Hoofdstuk 3

‘Ann, kom maar boven. We zijn klaar voor vandaag,’ riep Piet, de ploegleider zo’n veertig meter boven haar.

‘Ik kan nog verder,’ riep Ann terug. Haar stem kaatste tegen de wanden van de spleet en werden vreemd vervormd tot iets hols, bijna onmenselijks.

‘Ik heb geen geld voor overuren meer,’ grapte Piet. ‘Plaats een markering. Dan kan je daar morgen verder.’

‘Ym, is goed. Span jij Falada in?’

‘Ym. Red jij het verder zo?’

‘Prima. De spleet is niet zo smal, dus Falada kan me er zo uittrekken.’

‘Ym. Meldt het even als je weggaat,’ zei Piet en met die woorden ging hij er vandoor.

Wachtende op het seintje dat Falada klaar stond, tuurde Ann nog wat verder de diepte in. Haar handen waren zwart van de twee dikke kolenaders die ze gevonden had, maar de spleet liep nog minstens veertig meter door en Ann wist gewoon zeker dat er daar nog meer te vinden was.

Iets bijzonders. Misschien wel wat kostbare fossielen. Dat vond GeoGerrit ook altijd interessant.

Affin, dat kwam morgen wel.

Nu voelde Ann twee rukjes aan het touw om haar middel ten teken dat Falada boven klaar stond. Het was toch prettig dat ze niet helemaal op eigen kracht naar boven hoefde te klimmen. Een beetje hulp van het sterke paard was aan het einde van de dag meer dan welkom.

Ann gaf twee stevige rukken aan het touw. Vervolgens merkte ze hoe Falada voorzichtig begon te stappen en haar zo naar boven trok. Ze klom ondertussen rustig mee. Haar vingers rustten een moment op het gesteente. Vreemd. Het gebrom was gestopt.

En er was wat commotie boven. Ann was er niet helemaal op gerust en klom sneller naar boven toe. Het touw om haar middel begon slap te staan. Ze hoorde Falada onrustig hinniken.

‘Ym, Falada. Loop door,’ riep Ann naar boven toe waarnaar het touw weer langzaam strak kwam te staan.

Uiteindelijk stond ze weer in de door olielamp verlichte mijngang. Ann klopte het stof van haar kleren. Daarna veegde ze tegen beter weten in door haar gezicht en deed haar handen af aan haar minstens net zo vuile broek.

Vijftig tinten grijs. Ze zou een boek kunnen schrijven over al het vuil waar een mijnwerker aan het einde van diens dag onder zat.

Hoofdstuk 4

Piet gaf haar een veldfles vol water die Ann in één teug helemaal op had gedronken. Ze zocht hongerig naar de snee brood die ze uit haar mond had gespaard tijdens de lunch en vond haar broodtrommel in Falada’s zadeltas.

‘Ach, als u moeder u zo zou zien, dan zou haar hart breken,’ zuchtte het paard.

'Kon moeder me maar zo zien,’ zuchtte Ann. ‘Er moet toch brood op de plank komen, Falada.’

‘Ik begrijp nog steeds niet hoe en waarom we in hemelsnaam een pratend paard hier hebben,’ zei Piet. ‘Een verre achteroom van mij had het ooit over een pratende kat en naar het schijnt was koning Hans vroeger een betoverde kikker, maar je ziet die magische beesten doorgaans niet op plaatsen als dit.’

‘Falada zocht een nieuw thuis en wij konden wel wat hulp gebruiken hier,’ zei Ann en ze sloeg dankbaar een arm om de hals van het paard.

‘Alhoewel ik er dankbaar voor ben dat Falada geen kletskous is, zou een pony hier gemakkelijker zijn,’ bromde Piet. ‘Mis je de groene weiden niet, Falada?’

‘Een warme hand met stro is meer waard dan een eenzame kille weide,’ zuchtte Falada. ‘En men moet een gegeven paard niet in de bek kijken.’

‘Dat zal ik dan maar letterlijk opvatten,’ zei Piet lachend.

Hun aandacht werd getrokken door wat commotie bij de liftschacht. Voor ze er erg in hadden, stond de hele gang plotseling vol mensen. Er waren fotografen, beveiligers, medewerkers en zelfs de directeur van de mijn was er bij.

Hoofdstuk 5

‘Wat krijgen we nu?’ vroeg Piet aan Ann.

De jonge vrouw ging op haar tenen staan in de hoop het wat beter te kunnen zien. Iets glimmends flitsen tussen de armen en hoofden door. Toen week de menigte plotseling uiteen en stonden Piet en Ann oog in oog met koningin Emma, prinses Elizabeth en een prins die geen van de twee zo snel herkende.

‘Uwe Hoogheid…eh, Hoogheiden,’ zei Piet, maar dat was het enige wat hij zo uit kon brengen.

Hij glimlachte een keer schaapachtig, maakte een beweging die voor een buiging moest doorgaan en bleef toen verlegen naar de grond staren. In de schrik was hij vergeten dat hij zijn pet nog op had.

Hij merkte het pas toen Ann hem aanstootte, maar de jongedame kwam zelf ook niet verder met de etiquette dan haar hoofddeksel af zetten.

‘Uwe Hoogheid, dit is Piet van Voorne, de ploegleider van de geopeilers waar ik u eerder over vertelde,’ vertelde de mijndirecteur.

Koningin Emma knikte stilletjes. De sporen van verdriet groeven zich steeds scherpere lijnen in haar gezicht. Zelfs na vijftien jaar rouwde ze nog om de dood van haar echtgenoot Hans, hun twee kinderen en het koninkrijk dat nu in handen was gekomen van Hans’ broer Wagner.

Ten behoeve van het koninkrijk was ze opnieuw met Wagner getrouwd, maar ze was overduidelijk doodongelukkig. Zelfs de korte uitstapjes naar het volk waar ze vroeger zo van kon genieten, konden haar nu niet meer opvrolijken. Prinses Elizabeth genoot wel van de aandacht.

Met een gereserveerd glimlachje beantwoordde ze de vragen van de pers, terwijl ze haar ogen de kost gaf. Om de zoveel tijd gleed haar blik naar de zoom van haar rode japon die langzaam maar zeker steeds vuiler werd.

Voor een moment vertrok haar mond dan in een zure trek, maar dat was alles wat ze van haar ongenoegen liet merken. Af en toe deelde ze een paar woorden met haar moeder, maar haar aandacht geen vaker naar de prins naast haar.

Deze prins moest zelf ook aan het einde van zijn tienerjaren zijn. Hij had een getinte huid, bruine haren en een hele rustige blik. De trui die hij droeg, zag er heerlijk behaaglijk uit. Zijn blik kruiste een moment die van Ann, die hem van top tot teen aan het bekijken was, en snel sloeg ze de ogen neer.

Hoofdstuk 6

‘En wie is de jongeman?’ vroeg de prins.

‘Ann Selevis, een van onze geopeilers,’ antwoordde Piet.

De prins keek een moment verbaasd en toen erg moeilijk, terwijl hij bedacht hoe hij zich het beste kon excuseren voor zijn fout.

‘Ik ben…prinses Sunil van Grenerd?’ zei hij uiteindelijk met zo’n onbeholpen uitdrukking op zijn gezicht dat Ann spontaan in de lach schoot.

Het geluid kaatste vrolijk tegen de wanden en trok de aandacht van iedereen die al niet stond mee te kijken. Ann probeerde zo snel mogelijk de lach van haar gezicht te vegen, maar Sunil stond nu ook te glunderen en het werkte aanstekelijk.

‘Selevis? Dochter van de uit de gratie gevallen graaf en gravin van Selevis?’ informeerde Elizabeth. Ann keek de rode prinses een moment verbaasd aan.

‘Nee, mijn ouders werkten hun hele leven in de mijn. En hun ouders voor hen, maar ze hadden hun oorsprong in het graafschap Selevis. Ik ken wel meer mensen die zo heten,’ zei Ann. Ze voegde nog snel een “Uwe Hoogheid” en een buiging aan haar woorden toe.

‘Werkten?’ vroeg koningin Emma plotseling. Haar stem klonk geknepen.

‘Mijn vader kwam drie jaar geleden om bij een instorting. Mijn moeder stierf afgelopen jaar. Ze was een spleet aan het onderzoeken toen de grond verschoof,’ zei Ann en ze huiverde een moment.

Toen zag ze hoe ontzettend bleek de koningin plotseling was geworden. Het was zelfs zo ernstig dat ze er even bij ging zitten zonder acht te nemen van het vuil dat zo op haar kleren kwam.

Hoofdstuk 7

‘Gaat het, mama?’ vroeg Elizabeth.

‘Ja,’ zuchtte ze. ‘Beetje last van de warmte en de benauwdheid hier.’

‘Het is ook een lange dag geweest. Laten we naar huis gaan, mama. Papa wacht op ons,’ opperde Elizabeth.

‘Nee,’ zei Emma beslist en ze ging weer staan. Weliswaar wat wankel, maar ze weigerde om nog te gaan zitten.

‘Het gaat wel weer. Ann was het toch? Werk je al lang hier? Heb je verder nog familie, behalve je ouders, die hier werken?’

‘Ik werk hier zelf al tien jaar. Mijn broer assisteerde vroeger de machinisten, maar hij kreeg een ongeluk en zit nu thuis in een rolstoel. Thuis heb ik nog zeven broertjes en zusjes, maar zij mogen van mij niet in de mijnen werken zolang ik alleen nog de kost kan verdienen,’ vertelde Ann.

De koningin slikte een keer moeilijk.

‘Het zit jullie thuis niet mee of wel?’ vroeg Sunil.

‘Ik kom uit een van de vele mijnwerkersgezinnen, heer prins, en ik kan niet zeggen dat ik het slechter heb dan de rest,’ zei Ann. ‘Alhoewel het in zijn algemeenheid wel wat beter mag gaan. De gaswinning…’

‘Ik zal papa vragen er wat aan te doen,’ beloofde Elizabeth. ‘We zijn hier gekomen om te zien hoe de situatie er voor stond in de mijnen en het is erbarmelijk slechter dan we dachten.’

‘Dank u wel,’ zei Piet.

Hoofdstuk 8

De mijndirecteur stuurde de mensen alweer weg om verder te gaan met de rondleiding door de mijn, maar koningin Emma wist even aan de aandacht te ontsnappen. Ze liet de menigte, inclusief Piet, langs zich heen glijden en bleef zo alleen achter met Ann.

De jonge vrouw keek verlegen naar de grond toe, niet wetende wat ze moest doen of zeggen. Ondertussen haalde de koningin iets uit haar binnenzak. Het was een kleine beurs van donkerbruin leder en het embleem van het koninkrijk.

Ze leegde de complete inhoud in de palm van haar hand, maar ze had twee handen nodig om alle brieven en muntjes goed op te kunnen vangen.

‘Het spijt me dat ik jullie in de steek gelaten heb,’ zei Emma, haar stem vol emotie. Ze drukte het geld dwingend in de handen van Ann. ‘Het is niet veel, maar het is alles wat ik je op dit moment kan geven. Als je ooit iets nodig hebt, wat het dan ook is, ga dan naar Herbana, de kruidenvrouw. Zij zal je helpen.’

Hoofdstuk 9

Ann keek de koningin twijfelachtig aan. Ze kon wel begrijpen dat koningin Emma na alles wat ze had meegemaakt niet helemaal rationeel kon denken, maar nu leek ze echt wanhopig. Moest Ann iemand gaan waarschuwen? Bovendien wilde ze het geld helemaal niet.

Liever had ze dat Elizabeth en Emma Wagner zouden weten te overtuigen om het boren naar gas te stoppen, zodat het veiliger werd in de mijn. Ann wilde iets zeggen, maar de koningin zond haar een strenge blik. De jongedame keek geschrokken weer naar de grond.

‘Alsjeblieft, Ann,’ zei Emma zachtjes. Plotseling voelde Ann de warme hand van de koningin op haar wang.

Haar ogen schoten omhoog en boorden zich in die van de koningin. Alert, misschien zelfs bang. Ze ontmoette echter een blik vol warmte, terwijl Emma een losgeraakte lok weer achter Anns oor streek. Daarna bleef de hand weer op haar wang rusten.

‘Ik kan al zo weinig voor je doen. Neem dit alsjeblieft aan. Het geld voor je familie en de ketting voor jou. Dat je weet dat er iemand is die aan je denkt en dat er iemand is waar je naartoe kan gaan als je het zelf niet meer weet. Beloof je dat te doen? Herbana staat voor je klaar.’

Toen verbrak Emma het contact. Ze draaide zich om en liep zonder omkijken weg. In haar handen hield Ann nog steeds het geld en de ketting, maar ze was voor een moment niet in staat zich te bewegen.

Haar emoties probeerden de muur rond haar hart te doorbreken, maar als ze zich nu liet gaan, wist Ann niet of ze ooit zou stoppen met huilen. Papa. Mama. Ze had ze zo hard nodig.  ‘Ach, uw moeders hart is gebroken,’ sprak Falada somber.

‘Als het koningshuis iets anders in een mijn verwachtte dan mensen onder stof en vuil, dan zijn het idioten. Met ijdelheid verdien ik geen geld en mijn moeder begrijpt dat als geen ander,’ sprak Ann bitter.

Ze propte het geld in haar zakken, deed de ketting om haar hals en zette Falada op stal voor ze naar huis ging.

Wordt vervolgd

Wat zal Ann vinden als ze de volgende dag weer aan de slag gaat in de mijn? Lees het in het volgende deel van Annders.

Advertisement