FantasyAnimalsFafiction wiki
Registreer
Advertisement
Kladversie

Gelieve dit niet te verwijderen tot je pagina is goedgekeurd

Mededelingen schrijver[]

Ik ga wellicht binnenkort een verhaal schrijven. Ik heb gewoon een beetje moeite met het beginnen aan een verhaal en ermee doorgaan de laatste paar maanden.

Ik ga proberen deze vakantie het schrijven weer op te pakken en elke dag een beetje te schrijven. Hopelijk kom ik dan weer een beetje in een ritme.

Warrior Cats[]

Donderclan[]

Leider:

Vlamster, kleine, gespierde, halflangharige, vlammend rode kater met helderblauwe ogen.

Commandant:

Buizerdklauw, grote, gespierde, rossige kater met bruine ogen.

Medicijnkat:

Lichtroos, jonge, kleine, crèmekleurige poes met blauwe ogen.

Leerling: Heesterpoot

Krijgers:

Blauwhart, langharige, blauwachtige poes met indringende, helderblauwe ogen.

Vossenklauw, schildpadkater met gele ogen.

Otterklauw, bruine kater met gele ogen.

Leerling: Slangenpoot

Houtlicht, bruine poes met gele ogen.

Leerling: Ravenpoot

Helderhart, prachtige, langharige, rode poes met witte vlekken en bruine ogen.

Hertensprong, witte poes met bruine vlekken en gele ogen.

Rafelklauw, rode kater met witte vlekken.

Hommelvacht, lichtgrijze kater met donkergrijze strepen en gele ogen.

Wolfsklauw, halflangharige, donkergrijze kater met bruine ogen.

Leerlingen:

Ravenpoot, zwarte poes met groene ogen.

Heesterpoot, donkerbruine kater met gele ogen.

Slangenpoot, kleine, crèmekleurige kater met bruine ogen.

Moederkatten:

Kiezelbeek, halflangharige, grijze poes met een wit vlekje op haar neus en groene ogen. Moeder van Buizerdklauws kittens: Vorstkit, Zwamkit en Twijgkit en pleegmoeder van Vlamsters kittens: Vuurkit en IJskit.

Lindehart, lapjespoes met groene ogen. Moeder van Hommelvachts kittens: Stormkit en Boomkit.

Hyacinthart, halflangharige, lichtgrijze poes met blauwe ogen en een goedgevormde kop. Moeder van Otterklauws kittens: Donskit en Uilenkit.

Kittens:

Vuurkit, prachtig, rood poesje met een witte vlek op haar borst en groene ogen.

IJskit, halflangharig, wit poesje met een rij rode vlekjes onder haar linkeroog en blauwe ogen.

Twijgkit, halflangharig, groot, rossig katertje met een wit vlekje op zijn neus en groene ogen.

Zwamkit, zwart poesje met witte sokjes en groene ogen.

Vorstkit, mooi, wit katertje met grijze en rode vlekken en groene ogen.

Stormkit, wit katertje met lichtgrijze vlekken en groene ogen.

Boomkit, lapjeskatertje met gele ogen.

Donskit, donzig, lichtgrijs poesje met gele ogen.

Uilenkit, halflangharig, bruin poesje met blauwe ogen.

Oudsten:

Appelhart, cyperse poes met mooie, gele ogen.

Krombek, halflangharige, grijze kater met een verwrongen kaak en bruine ogen.

Vinkvlucht, grijsgestreepte poes met gele ogen.

Schaduwclan[]

Leider:

Lavendelster, mooie, zelfverzekerde lapjespoes met groene ogen.

Commandant:

Lijsterroep, charmante, rossige kater met gele ogen.

Leerling: Leeuwenpoot

Medicijnkat:

Zandbloem, bleekrode poes met mooie, gele ogen.

Krijgers:

Kastanjepels, langharige, bruine kater met gele ogen.

Leerling: Honingpoot

Cederstaart, witte kater met bruine ogen.

Leerling: Nachtpoot

Heemstvacht, zwarte poes met groene ogen.

Loofpels, langharige, cyperse kater met zwarte strepen en groene ogen.

Leerling: Muntpoot

Kwartelstaart, lichtbruine poes met donkerbruine strepen en blauwe ogen.

Leerling: Klauwpoot

Braampels, roodbruine kater met gele ogen.

Zwartwolk, halflangharige, zwarte poes met witte buik en poten en gele ogen.

Libellevleugel, blauwgrijze poes met een witte vlek op haar borst en groene ogen.

Leerlingen:

Klauwpoot, witte kater met gele ogen.

Muntpoot, grijze poes met zwarte strepen en gele ogen.

Nachtpoot, gespierde, zwarte poes met gele ogen.

Leeuwenpoot, langharige, goudbruine kater met groene ogen.

Honingpoot, langharige, glanzende, cyperse kater met blauwe ogen.

Moederkatten:

Echohart, grijze poes met donkergrijze strepen en groene ogen. Moeder van Cederstaarts kittens: Windkit en Paddekit.

Kristalhart, witte poes met grijze strepen en blauwe ogen. Moeder van Kastanjepels’ kittens: Arendkit, Berkenkit en Wildkit.

Lavendelster, mooie, zelfverzekerde lapjespoes met groene ogen. Moeder van Braampels’ kittens: Luipaardkit en Tijgerkit.

Kittens:

Luipaardkit, goudbruin katertje met mooie, zwarte vlekken en groene ogen.

Tijgerkit, prachtig, cypers poesje met gele ogen.

Wildkit, mooi, wit, bruin en grijs gevlekt katertje met blauwe ogen.

Arendkit, langharig, stevig, bruin katertje met gele ogen.

Berkenkit, trots, wit poesje met bruine vlekken en groene ogen.

Windkit, mooi, zilvergrijs poesje met gele ogen.

Paddekit, grijs katertje met witte vlekjes onder zijn ogen en gele ogen.

Oudsten:

Vogelklauw, zwarte kater met gele ogen.

Vlinderpels, mooie, zuiverwitte poes met bruine ogen.

Voslicht, rode poes met gele ogen.

Rivierclan[]

Leider:

Valkster, dappere schildpadkater met gele ogen.

Commandant:

Regenstaart, slimme lapjespoes met bruine ogen.

Medicijnkat:

Varenpels, lichtbruine kater met gele ogen.

Leerling: Rotspoot

Krijgers:

Havikblik, langharige, grijze kater met donkere strepen en gele ogen.

Leerling: Beukpoot

Rookklauw, halflangharige, grijze kater met bruine ogen.

Leerling: Bliksempoot

Steengloed, halflangharige, grijze kater met groene ogen.

Leerling: Bespoot

Zilverbeek, zilverkleurige poes met blauwe ogen.

Perzikstreep, heel donkerbruine poes met gele ogen.

Natstaart, schildpadkater met groene ogen.

Leerlingen:

Bliksempoot, rossige kater met gele ogen.

Bespoot, witte kater met zwarte vlekken en groene ogen.

Rotspoot, langharige, donkerbruine kater met gele ogen.

Beukpoot, bruine poes met grijze vlekken en blauwe ogen.

Moederkatten:

Zonbloem, mooie, zandkleurige poes met gele ogen. Moeder van Valksters kittens: Grijskit, Pluiskit en Eikelkit.

Kittens:

Grijskit, zandkleurig poesje met opmerkelijke, grijze ogen. Ze is slechtziend.

Pluiskit, pluizig, schildpadpoesje met ondeugende, gele ogen.

Eikelkit, zandkleurig katertje met gele ogen.

Oudsten:

Maanstorm, halflangharige, grijze poes met gele ogen.

Wilgblad, kleine, grijze poes met groene ogen.

Vederpels, enorme, langharige, zwarte kater met gele ogen.

Windclan[]

Leider:

Mistster, witte poes met rode vlekken en groene ogen.

Commandant:

Schemerklauw, grote, grijsgestreepte kater met gele ogen.

Leerling: Reigerpoot

Medicijnkat:

Rozenhart, kleine, grijze poes met groene ogen.

Krijgers:

Haverblad, grote, bruine kater met enorme klauwen aan zijn voorpoten en gele ogen.

Merelvleugel, grote, bruine poes met zwarte vlekken en groene ogen.

Leerling: Berkpoot

Eikenstaart, bruine kater met zwarte strepen en blauwe ogen.

Leerling: Heidepoot

Stekelpels, grote, rossige kater met gele ogen.

Leerling: Bladpoot

Nevelhart, witte poes met zwarte vlekken en gele ogen.

Grasstaart, witte poes met groene ogen.

Leerlingen:

Reigerpoot, zilverkleurige poes met bruine ogen.

Bladpoot, witte poes met bruine vlekken en groene ogen.

Berkpoot, bruine kater met groene ogen.

Heidepoot, lichtbruine poes met prachtige, blauwe ogen.

Moederkatten:

Honingvacht, lichtbruine poes met groene ogen. Moeder van Schemerklauws kittens: Witkit, Dauwkit en Schaduwkit.

Zwaluwpels, mooie, hoogzwangere, ravenzwarte poes met gele ogen. Zwanger van Stekelpels’ jongen.

Kittens:

Witkit, wit katertje met grijze strepen en groene ogen.

Schaduwkit, zwart eng-uitziend poesje met bruine ogen.

Dauwkit, sierlijk, zwart poesje met blauwe ogen.

Oudsten:

Wezelklauw, witte kater met zwarte strepen en groene ogen.

IJzelstaart, kleine, donkerbruine poes met groene ogen.

Vissensprong, kleine, zwarte poes met blauwe ogen.

Hemelclan[]

Leider:

Hondenster, langharige, bruin cyperse kater met groene ogen.

Commandant:

Notenpels, lichtbruine kater met bruine ogen.

Leerling: Herfstpoot

Medicijnkat:

Waterdauw, jonge, blauwgrijze kater met groene ogen.

Krijgers:

Aardebloem, langharige, prachtige, bruin cyperse poes met groene ogen.

Bernageklauw, schildpadkater met groene ogen.

Leerling: Lentepoot

Donkerhart, halflangharige, donkergrijze kater met groene ogen.

Leerling: Winterpoot

Plantenhart, rode poes met groene ogen.

Oleanderbloem, rode poes met bruine ogen.

Leerling: Zomerpoot

Dassenklauw, grijze kater met groene ogen.

Paardenvoet, witte kater met rode vlekken en gele ogen.

Leerlingen:

Lentepoot, langharige, optimistische, zandkleurige poes met bruine ogen.

Winterpoot, witte kater met blauwe ogen. Hij is aan één oor doof.

Herfstpoot, langharige, roodbruine poes met gele ogen.

Zomerpoot, rode poes met bruine ogen.

Moederkatten:

Ravenvlucht, zwarte poes met blauwe ogen. Moeder van Dassenklauws kittens: Poelkit, Leliekit en Tulpkit.

Kittens:

Poelkit, donkergrijs katertje met groene ogen.

Leliekit, halflangharig, zwart poesje met blauwe ogen.

Tulpkit, grijs poesje met groene ogen.

Oudsten:

Konijnenstaart, witte poes met blauwe ogen. Ze is vrijwel doof.

Hoofdstuk 1 (Vuurpoot)[]

Vuur. Overal vuur. En zij, Vuurkit, kan zich niet bewegen. De vlammen komen steeds dichterbij. Angst vloeit door haar hele lichaam. Haar vacht zit onder de as. Net voordat de vlammen haar bereiken schrikt ze wakker. Verwilderd kijkt ze om zich heen, terwijl zweet van haar lichaam druppelt. Haar mosnest is doorweekt. Haar vacht staat rechtovereind. Ze kalmeert als ze de vertrouwde vormen van Hyacinthart en Lindehart ziet. Het is veilig.

Ze staat op.

Leuke droom gehad, Vuurkit? klinkt een hatelijke stem in haar hoofd. Dat is wat er gebeurd als je controle verliest en mijn instructies niet opvolgt.

Vuurkit schudt geïrriteerd met haar kop. Ga weg, Vurigklauw. Ze voelt dat de poes haar hoofd verlaat. Vuurkit zucht opgelucht.

Vurigklauw zit al in haar hoofd zolang ze zich kan herinneren. Ze bezorgt haar vaak hoofdpijn en nachtmerries over vuur. Ze heeft haar verteld dat ze de volgende vuurhouder zal worden, net als zij een hele lange tijd geleden. Vurigklauw verloor toen ook de controle en het vuur vermoordde alle katten. Maar vijf katten overleefden, Schaduwster, Donderster, Rivierster, Windster en Hemelster. Toen stichtten zij de clans waar ze nu deel van uitmaakt.

Vuurkit kijkt nog een keer om zich heen en loopt dan naar buiten. Ze geniet van het zachte briesje dat door haar vacht waait. Wolfsklauws en Otterklauws geuren worden op het briesje meegevoerd. Ze zijn het kamp aan het bewaken.

Vuurkit kijkt op naar de nachthemel. Ze heeft zich wel vaker afgevraagd of de Sterrenclan haar niet zou kunnen helpen, misschien zal het meer duidelijkheid geven als ze een keer naar de Maanpoel mag met de medicijnkatten.

De maan staat laag aan de hemel. De zon zal waarschijnlijk in een uur opkomen. Vuurkit beslist een kijkje te nemen bij de medicijnkatten, Lichtroos is vaak al op voor zonsopkomst. Ze heeft een hechte band met Lichtroos en Heesterpoot. Ze heeft vaak tijd doorgebracht in het medicijnhol vanwege haar nachtmerries en hoofdpijn.

Ze loopt het medicijnhol in. In tegenstelling tot de kraamkamer is het medicijnhol heerlijk koel. De kraamkamer is overdag verschrikkelijk heet, maar om één of andere reden blijft het medicijnhol altijd koel. Misschien vanwege de boom die over het medicijnhol hangt.

Vuurkit ziet dat Lichtroos achterin het hol kruiden aan het sorteren is. Heesterpoot ligt rustig op zijn mosnest te slapen.

“Hé Vuurkit, ben een beetje stil voor Heesterpoot,” zegt Lichtroos zachtjes.

Vuurkit knikt en loopt naar haar toe. “Kan je helpen met mijn nest? Ik had weer een nachtmerrie,” zegt ze zachtjes.

“Ik help wel,” zegt Lichtroos vriendelijk, “Nog een paar kruiden. Je kan me helpen als je wilt.”

Vuurkit knikt en neemt plaats naast Lichtroos. Het werk is geklaard in tien minuten.

“Goed gedaan,” Lichtroos glimlacht warm, “Laten we dat mosnest gaan vervangen.”

Lichtroos pakt wat mos uit de voorraad en loopt met Vuurkit naar de kraamkamer. Nog geen van de andere moederkatten is op, maar Twijgkit en Uilenkit zijn weg. Zoals gewoonlijk. Ze gaan er bijna elke ochtend vandoor.

Vuurkit sleept het vieze mos naar buiten, terwijl Lichtroos haar nest maakt. Na een paar minuten komt Lichtroos weer naar buiten.

“Je nest is klaar, ik zal het vieze mos naar buiten brengen. Ik ben zo terug,” zegt ze.

Ze pakt het mos op en verlaat het kamp. Vuurkit kijkt weer naar de maan, hij is onzichtbaar geworden. Het zal nu echt niet lang meer duren voordat de zon opkomt.

Ze schrikt als ze pootstappen hoort naderen. Zwamkit staat voor haar. “Hé, je bent ook vroeg op vandaag. Kon je niet slapen?” vraagt Zwamkit.

“Ik had een nachtmerrie, maar ik voel me beter nu. Lichtroos heeft me geholpen mijn nest te verschonen,” zegt ze.

Zwamkit glimlacht. “Dat is goed. Zin in je leerlingenceremonie vandaag?” vraagt ze.

Vuurkit knikt. “Best wel, ik ben benieuwd wie mijn mentor wordt,” zegt ze.

“Wie hoop je dat je mentor wordt?” vraagt Zwamkit nieuwsgierig.

“Ik denk dat Blauwhart een goede mentor zou zijn. Ze is erg gerespecteerd en een goede vechter. Ze is ook een belangrijke kat voor Vlamster en Buizerdklauw, dus als ik haar leerling wordt heb ik al een voorsprong op de rest om commandant te worden,” zegt ze.

Zwamkit knikt bedachtzaam. “Ik zou graag Hertensprong als mentor willen. Ze is erg verlegen, maar ik geloof dat ze een geweldige mentor en een goede vriend is,” zegt Zwamkit.

Vuurkit knikt.

Tegen de tijd dat Lichtroos terug is belichten de eerste zonnestralen het kamp. Kiezelbeek is al wakker en is zichzelf aan het wassen. Twijgkit en Uilenkit zijn weer terug in het kamp, Vuurkit heeft hen de open plek over zien sluipen. IJskit en Vorstkit zijn op de open plek aan het spelen. Twijgkit probeert Uilenkit te overtuigen mee te doen. De dageraadpatrouille is niet zo lang geleden vertrokken. Vlamster komt net zijn hol uit. Zijn langharige vacht is netjes verzorgd. Hij springt van de Hogesteen af en loopt naar haar toe.

“Klaar voor de grote dag?” vraagt hij. Hij begint haar vacht te likken. “De ceremonie wordt gehouden als de dageraadpatrouille terugkeert,” zegt Vlamster.

Als hij klaar is met haar te wassen roept hij IJskit. Haar zusje wringt zich los uit het stoeipartijtje met Vorstkit en Twijgkit en loopt naar hen toe.

Zwamkit, die nog even had geslapen na hun conversatie, loopt naar haar toe. “Je ziet er goed uit,” zegt ze vriendelijk.

“Dank je,” zegt Vuurkit met een glimlach. Als IJskit ook netjes eruitziet is de Dageraadpatrouille al terug. Kiezelbeek en Buizerdklauw nemen hen mee naar de rand van de open plek. Vlamster neemt zijn plek in op de Hogesteen en roept een vergadering bijeen. De katten verzamelen zich snel. De meesten waren al op de open plek aan het wachten om in een patrouille te worden ingedeeld.

Buizerdklauw en Kiezelbeek brengen hen naar het midden van de groep katten. IJskit kijkt enthousiast om zich heen, terwijl Vuurkit oogcontact houdt met haar vader en haar borst trots vooruitsteekt. Vlamster kijkt liefhebbend naar zijn twee kittens.

“Ik heb een vergadering bijeengeroepen om twee leerlingen in de clan te verwelkomen. Ik, Vlamster, leider van de Donderclan, doe een beroep op mijn krijgsvoorouders om op deze kittens neer te kijken. Zij hebben hun zesde maan bereikt en zijn klaar om leerlingen te worden. Vuurkit, van nu af aan tot je je krijgersnaam verdiend, zal je bekend staan als Vuurpoot. Blauwhart, aan jou de taak haar te trainen,” zegt Vlamster. Vuurpoot kijkt blij naar Blauwhart als de poes naar voren komt. Vuurpoot tikt haar neus aan en volgt haar terug de menigte in. IJspoot krijgt Vossenklauw als mentor. Hij is een vriendelijke kater en geliefd bij de meesten, ondanks de pijn die Hyacinthart en Otterklauw hem hebben aangedaan door samen kittens te krijgen.

Ze kijkt trots om zich heen als de katten hun nieuwe namen scanderen. “Laten we het territorium gaan verkennen,” zegt Blauwhart. Vuurpoot volgt haar naar de kampingang. Ze is heel benieuwd. Ze is nog nooit in het bos geweest.

Blauwhart mauwt een korte groet naar Hommelvacht, die op wacht staat. Hij is de vader van Boomkit en Stormkit, ookal gedraagt hij niet zo. Ze kan het hem niet echt kwalijk nemen. Hij en zijn broer Wolfsklauw zijn pas vier manen krijgers. De zwangerschap was een ongeluk en de twee kittens werden geboren in zijn leerlingentijd.

Vuurpoot kijkt nieuwsgierig om zich heen. Het eerste wat haar opvalt is dat de bomen pas een paar meter verderop beginnen, waardoor er een open strook is voor het kamp. Ze vraagt Blauwhart ernaar.

“Door die strook kunnen de vijanden zich niet verstoppen en heeft de bewaker genoeg tijd om ons te waarschuwen,” zegt Blauwhart.

Vuurpoot knikt. “Waar gaan we als eerste heen?” vraagt ze dan.

“Naar de grenzen, het is belangrijk dat je de geuren van de vijandige clans leert kennen, zodat je alarm kunt slaan als je ze ruikt,” zegt ze.

Vuurpoot knikt en volgt Blauwhart het bos in.

“Kon IJspoot niet mee?” vraagt Vuurpoot als ze een beetje gewend is aan alle geuren en geluiden die haar zintuigen overspoelen.

Dan ziet ze ineens een flits van een brandend bos. Als ze knippert is het weg. Vurigklauw is terug.

Heb je me gemist?

“Vuurpoot, kom je?” vraagt Blauwhart.

Vuurpoot rent snel naar haar toe. “Let beter op, want de volgende keer zal ik je niet waarschuwen,” zegt ze streng.

Vuurpoot wil zich verontschuldigen, maar dan voelt ze een scherpe pijn in haar kop. Ze probeert de pijn te negeren. Als de pijn toeneemt klemt ze haar kaken op elkaar.

“Negeer me niet!” klinken twee stemmen tegelijk.

“S-sorry Blauwhart,” zegt Vuurpoot moeizaam.

Jij hebt geen macht over me, bijt Vuurpoot Vurigklauw toe.

Weet je dat zeker? Klinkt Vurigklauws valse stem. De pijn verdubbelt. Het voelt alsof haar kop uit elkaar gaat barsten.

“Vuurpoot?” vraagt Blauwhart, “Gaat het wel?” Ze reageert niet. Dat kan ze niet. Te veel pijn. Dan is de pijn ineens weg. Vuurpoot schudt verbaasd met haar kop. Ze merkt dat Vurigklauw verdwenen is. Vreemd.

Nu pas voelt ze dat ze op de grond ligt. De harde grond is niet erg comfortabel. Ze staat op.

“Gaat het weer? Je zakte ineens door je poten en reageerde niet meer,” zegt Blauwhart bezorgd.

“Gewoon wat hoofdpijn,” zegt Vuurpoot nonchalant, “Niks om je zorgen om te maken.”

Blauwhart knikt. “Laten we dan maar doorgaan, we hebben niet de hele dag.” Ze neemt de leiding en ze gaan verder.

Vurigklauw mag niet in de weg komen van haar training en daar zal ze voor zorgen ook. Ik vind wel een manier om haar kwijt te raken!

Hoofdstuk 2 (IJspoot)[]

IJspoot kijkt met stralende ogen naar Vossenklauw als hij haar nadert om haar neus aan te raken. Ze is nu echt een leerling! Ze kijkt vol trots naar Ravenpoot, haar beste vriendin. De zwarte poes glimlacht.

Als de katten hun taken weer beginnen op te pakken volgt ze Vossenklauw naar de uitgang. Voor de eerste keer in het bos!

Ze huppelt blij achter haar mentor aan. Ze gaat door de doorntunnel naar buiten. Vuurpoot en haar mentor, Blauwhart, verdwijnen net in het bos een paar vossenlengtes verderop als ze naar buiten komt.

Het is zo cool! Er zijn zoveel opwindende geuren en geluiden. En het bos is schitterend. De volle bomen zien er majestueus uit. Hoelang zouden ze daar al gestaan hebben? Vast een eeuwigheid!

“Zullen we gaan?” vraagt Vossenklauw, ervoor zorgend dat ze haar aandacht naar hem verplaatst. IJspoot knikt enthousiast en loopt voor Vossenklauw uit.

Het is heerlijk koel onder het bladerdek, het is altijd zo warm in de kraamkamer!

Een blaadje dwarrelt voor haar neus naar beneden. Met een triomfantelijke mauw drukt ze het blaadje tegen de grond. Ze niest als de varen voor haar haar neus kietelt.

“Kom je IJspoot?” vraagt Vossenklauw, die al verder gelopen was, maar nu achterom kijkt.

“Ja!” roept IJspoot. Ze springt naar hem toe.

Ze is gefascineerd door het verende mos, de grond in het kamp geeft niet mee.

“Vossenklauw, waarom veert het mos wel, maar het zand in het kamp niet?” vraagt ze nieuwsgierig.

“Omdat er in mos water zit en in zand niet,” zegt Vossenklauw. IJspoot knikt en ze gaan verder.

“Waar gaan we heen?” vraagt IJspoot na een paar minuten.

“Het tweebeennest,” zegt Vossenklauw.

“Cool!” zegt IJspoot enthousiast. Ravenpoot heeft haar er weleens over verteld. Het is een oud stenen ding en het is supergroot!

Niet veel later komen ze aan bij het tweebeennest. Het ziet er gaaf uit, maar ook raar. De stenen zijn veel te recht, dat kun je zelfs zien met het mos dat overal tussendoor groeit. Ook is het supergroot. Zeker tien keer haar hoogte, waarschijnlijk meer. Ook lijkt er een tweede plateau te zijn, maar er is niks wat ernaartoe leidt. Vreemd. Tweebenen zijn rare wezens.

“We gaan naar binnen,” zegt Vossenklauw, “We moeten over de muur. Ik zal als eerste gaan, dan ga jij.” IJspoot knikt en kijkt toe hoe de schildpadkater in een paar minuten boven is.

“Kom maar,” roept Vossenklauw. Zijn kop steekt over de rand uit.

IJspoot bestudeert de muur wat beter en ziet dat er een heleboel gleuven zijn voor haar poten. Ze begint aan de klim. Na zo’n tien minuten is ze eindelijk boven. Haar spieren branden van de inspanning en ze ademt snel. Ze blijft even op de stenen liggen tot Vossenklauw haar overeind duwt met zijn snuit en zegt dat ze verder gaan.

“Je moet hier naar beneden klimmen. Je achterpoten eerst. Ik wil dat je meteen achter mij aankomt, zodat ik je kan opvangen als je valt,” zegt Vossenklauw. IJspoot staat zuchtend op en wacht tot ze naar beneden kan klimmen. Ze duwt zich dicht tegen de muur aan en gebruikt dezelfde gleuven als Vossenklauw. Ze komen beiden veilig op de grond aan.

Ze staat nu op een stenen ondergrond, maar het doet niet zoveel pijn aan haar poten. Het is best vlak. Achter in het nest ruikt ze iets lekkers.

“Wat is die geur?” vraagt IJspoot.

“Dat is kattenkruid. Lichtroos kweekt hier kruiden. De kattenkruid is voor groenhoest, dat is dodelijk,” zegt Vossenklauw.

“Dus Lichtroos klimt elke dag over die muur heen?” vraagt IJspoot ongelovig.

“Oh nee, er is een gat daar,” Vossenklauw wijst met zijn staart naar de andere kant van het nest.

“Waarom moest ik dan over de muur heen?” vraagt ze verontwaardigd.

“Omdat dat leuker is,” zegt Vossenklauw grijnzend. IJspoot snuift geïrriteerd en volgt hem dieper het nest in.

Lichtroos’ kruidentuintje is best groot. Vossenklauw wijst aan wat het kattenkruid is, maar er zijn ook een boel andere kruiden waarvan hij de naam niet kent. Na het bekijken van het nest gaan ze via het gat naar buiten.

“Gaan we niet naar boven?” vraagt IJspoot. Vossenklauw had haar de weg naar boven laten zien.

“Nee, het is daar te onstabiel,” zegt hij. IJspoot knikt begrijpend, maar kan het niet laten er nieuwsgierig naar te kijken.

“We gaan naar het meer,” beslist Vossenklauw, “Kom.” IJspoot volgt hem door het bos.

Na een flink eind stappen begint ze het water te voelen. Het trekt aan haar, dat heeft het altijd gedaan. Al sinds dat ze haar ogen open deed heeft ze al macht gehad over water. Ze merkte het als ze mos deelde met Vuurpoot en het water naar haar toe kwam of als het regende en het water haast naar binnen stroomde. Ze werd er pas echt van bewust toen er regen met bakken uit de lucht kwam vallen en ze de open plek over stak. Ze werd niet nat, ookal voelde ze de regen op haar vacht vallen. Ze heeft vaak naar antwoorden gezocht, maar tot nu toe niks gevonden. Ze heeft opgegeven het antwoord te vinden.

Een paar minuten later komt het meer in zicht. IJspoot rent naar de oever en geniet van het koele windje dat over het meer komt aanwaaien. Ze buigt voorover om een beetje te drinken en Vossenklauw volgt haar voorbeeld. Als ze genoeg gedronken heeft kijkt ze uit over het meer. Het is supergroot! Het is vast meer dan 100 vossenlengtes.

Aan de overkant van het meer ziet ze het kale Windclanterritorium en het dicht begroeide Hemelclanterritorium. De bomen van de Hemelclan zijn nog hoger dan die van de Donderclan, tenminste, als ze Ravenpoot moet geloven.

Ze draait zich om naar Vossenklauw. “Gaan we zo naar de grenzen?” vraagt ze hoopvol.

Het zou vast supergaaf zijn om de andere territoria te zien. Zij grenzen aan de Schaduwclan en de Rivierclan. Vossenklauw knikt en gaat haar voor door het bos. Als ze beide grenzen gehad hebben begint de zon al te zakken.

“We gaan maar gauw terug naar het kamp. Het is ‘s nachts erg koud,” zegt Vossenklauw als hij een stevige pas inzet. IJspoot moet draven om hem te bij te houden. Ze gaapt kort en versnelt haar pas als ze merkt dat ze achterop begint te raken. Ze is benieuwd naar Vuurpoots avonturen. Ze is haar tegengekomen bij de Rivierclangrens, maar ze hadden niet lang kunnen praten, aangezien Blauwhart en Vossenklauw door wilden.

Tegen de tijd dat het kamp in zicht komt is IJspoot half in slaap. Ze loopt bijna tegen de doornen aan.

“Pas op,” zegt Vossenklauw. Hij pakt haar nekvel vast. IJspoot schrikt op en vouwt beschaamd haar oren tegen haar kop.

“Sorry,” mompelt ze zachtjes.

“Geeft niet,” zegt Vossenklauw. Hij glimlacht vriendelijk en duwt haar in de juiste richting.

“Pak maar wat te eten en ga dan slapen,” zegt hij. IJspoot knikt en gaat door de doorntunnel.

Ze sloft naar de prooihoop en pakt een konijn, daarna gaat ze naast Ravenpoot zitten.

“Hoe ging het?” vraagt Ravenpoot nieuwsgierig.

“Het was superleuk,” gaapt IJspoot vermoeid. Ze leunt lichtjes tegen de oudere poes aan om niet om te vallen.

“Waar is Vuurpoot?” vraagt ze.

“Ze slaapt al, je kunt morgen met haar praten,” zegt Ravenpoot. IJspoot staat moeizaam op en loopt een beetje wankelend naar het leerlingenhol. Ze zucht opgelucht als ze merkt dat er een nest naast Ravenpoot vrij is. Ze ploft op het oude mos. Ik ververs het morgen wel, gaat er door haar hoofd voordat ze in slaap valt.

Hoofdstuk 3 (Tijgerpoot)[]

Tijgerkit geeuwt als ze wakker wordt. Ze strekt zich kort uit en kijkt dan loom om zich heen. De kraamkamer is vredig. Zonnestralen schijnen hier en daar tussen de gevlochten bladeren door. De katten, drie moederkatten en zeven kittens, liggen nog rustig te slapen.

Tijgerkit nestelt zich nog iets dichter tegen Arendkit aan. Ze zal het missen om met haar beste vriend te slapen. Ze wordt vandaag een leerling en zal dus in een ander hol slapen. Hoewel ze er ook naar uitkijkt heeft ze ook een vleugje angst. Het is niet haar moeder, die is er sowieso niet veel aangezien ze de clanleider is. Ze is bang dat ze een gemene mentor krijgt of eentje die gewoon een slechte krijger is. Ze zal de mentor dan ook zes manen of meer elke dag moeten zien. Luipaardkit, aan de andere kant, vindt het gewoon eng om Lavendelster helemaal los te laten.

Tijgerkit gaapt opnieuw en duwt dan Arendkit weg. De jongere kater opent vermoeid zijn ogen.

“Ik had net zo’n leuke droom,” zegt hij verontwaardigd.

“Dan ga je toch weer slapen,” zegt Tijgerkit.

“Goed idee,” mauwt Arendkit als hij zich weer oprolt.

“Ah, kom op Arendkit, ik wil iets gaan doen,” zeurt Tijgerkit.

“Oke dan,” zucht hij en staat op.

“Yes!” zegt Tijgerkit vrolijk.

Ze springt het hol uit, de open plek op. Arendkit bespringt haar.

“Hé,” zegt Tijgerkit. Ze geeft mee en trapt Arendkit van zich af in één vloeiende beweging.

“Goede beweging!” complimenteert Nachtpoot. Tijgerkit heeft altijd bewondering voor haar gehad. Ze is dan ook geweldig.

“D-dankje,” stottert Tijgerkit. Nachtpoot glimlacht en rent dan naar haar mentor, Cederstaart, die haar roept voor een patrouille. Ze schenkt haar nog een lieve glimlach als ze langs haar heen loopt naar de kampuitgang. Tijgerkit glimlacht wat onbeholpen terug.

“Hé Tijgerkit, Lavendelster is wakker,” zegt Arendkit. Tijgerkit kijkt naar het leidershol en ziet dat de poes naar buiten komt. Luipaardkit drentelt achter haar aan. Hij slaapt weleens in het leidershol. Ze loopt naar haar en Arendkit toe.

“Tijd om je te wassen,” zegt Lavendelster. De leider schuift haar naar zich toe met haar staart. Tijgerkit protesteert een beetje, maar ze weet dat ze hier niet uitkomt. Arendkit staat haar uit te lachen. Ze trekt een boos gezicht. Wacht maar.

Als Lavendelster haar eindelijk laat gaan springt ze naar Arendkit toe en geeft ze hem een paar meppen.

“Pestkop,” gromt ze. Arendkit grijnst en geeft haar een kopje.

“Zie je later,” zegt hij als zijn moeder hem roept.

“Tot straks,” roept Tijgerkit. Niet veel later komt Braampels naar hen toe. Lavendelster zit al op de lage tak voor haar hol.

“Laat alle katten die oud genoeg zijn om hun eigen prooi te vangen zich verzamelen voor een clanvergadering,” haar stem schalt door het kamp. De katten verzamelen best snel. Lavendelster laat haar blik even door het kamp dwalen, voordat ze verdergaat.

“Luipaardkit, Tijgerkit, kom naar voren,” zegt de lapjespoes. Braampels leidt hen naar voren. Luipaardkit verschuilt zich een beetje achter hun vader. Ze hoort hem wat bemoedigende woordjes murmelen, voordat hij de groep katten inloopt en naast Heemstvacht gaat zitten.

“Ik Lavendelster, leider van de Schaduwclan, doe een beroep op mijn krijgsvoorouders om op deze kittens neer te kijken. Zij hebben hun zesde maan bereikt en zijn klaar om leerlingen te worden. Luipaardkit, van nu af aan tot je je krijgersnaam verdiend sta je bekend als Luipaardpoot. Zwartwolk! Je bent toe aan je eerste leerling. Kom naar voren,” zegt Lavendelster.

Tijgerkit kijkt naar Zwartwolk. De zwart-witte poes glundert. Ze knikt naar Lavendelster en tikt dan Luipaardpoots neus aan. Zwartwolk neemt naast hem plaats.

“Tijgerkit, van nu af aan tot je je krijgersnaam verdiend sta je bekend als Tijgerpoot. Heemstvacht, aan jou de taak haar te trainen,” beslist Lavendelster na een korte pauze. De zwarte krijger stapt trots naar voren en tikt haar neus aan.

“Luipaardpoot! Tijgerpoot! Luipaardpoot! Tijgerpoot!” roepen de Schaduwclankatten. Tijgerpoot kijkt opzij naar Heemstvacht. De poes bekijkt haar nieuwsgierig. Ze weet dat de zwarte poes de moeder is van Nachtpoot, Honingpoot en Leeuwenpoot.

Als de katten eindelijk klaar zijn met roepen loopt Tijgerpoot de menigte in. Ze is een beetje klaar met alle aandacht. Heemstvacht loopt haar achterna.

“Tijgerpoot,” zegt ze. Ze stopt en kijkt om.

“Ga maar je nest maken, dan zie ik je dadelijk bij de kampingang,” zegt Heemstvacht. Haar mentor loopt naar Zwartwolk.

Tijgerpoot beslist maar even langs te gaan bij de medicijnkat voor wat mos. Ze hoopt dat Zandbloem een goede dag heeft. Muntpoot had haar een keer verteld dat toen zij mos ging halen Zandbloem het niet wilde geven.

Ze stapt het medicijnhol in.

“Zandbloem?” vraagt Tijgerpoot. Niemand. Dan kan ze het gewoon pakken. Ze grist snel wat mos mee en haast zich naar het leerlingenhol.

Ze snuffelt aan de nesten om uit te vinden wie waar slaapt. Ze kan Luipaardpoot niet vinden, dus besluit ze haar nest naast die van Nachtpoot te maken. Ze dropt het mos en beslist het later wel netjes neer te liggen. Ze gaat het hol uit en begeeft zich naar de kampuitgang.

“Laten we gaan,” zegt Heemstvacht.

Ze gaat haar voor door de tunnel. Hij loopt lichtjes omlaag. Het kamp is op een helling gebouwd. Dit weet ze omdat ze weleens het kamp uitglipte als kitten.

Zwijgend beginnen ze te lopen. Ze heeft geen behoefte te praten en Heemstvacht blijkbaar ook niet. Na een paar minuten komen ze aan bij een grote open plek. Tot haar verrassing ziet ze Honingpoot en Leeuwenpoot met hun mentors Kastanjepels en Lijsterroep.

“Dit is de vechtplek om te leren vechten,” zegt Heemstvacht.

“Dat zie ik,” zegt Tijgerpoot. Heemstvacht trekt geïrriteerd met haar oor.

Tijgerpoot loopt door en gaat op gepaste afstand zitten. De katers zijn in een oefengevecht verwikkeld. Zo te zien is het Leeuwenpoot en Lijsterroep tegen Honingpoot en Kastanjepels.

Leeuwenpoot, Honingpoot en Kastanjepels zijn zwaargebouwd, maar Lijsterroep is licht en wendbaar, net als Nachtpoot. Ze kijkt gefascineerd naar Lijsterroep die juist met zijn wendbaarheid en snelle denken de aanvallen weet af te slaan. Kastanjepels is ook een goede vechter, maar hij vertrouwt te veel op zijn kracht en hij is ook veel te sloom voor Lijsterroep. Hij is dan ook de oudste krijger en zal dan ook naar de oudsten gaan na Honingpoots krijgerceremonie.

Lijsterroep zegt dat het over is. Meteen laten Honingpoot en Leeuwenpoot zich vallen. Ze schudt haar kop. Katers. Ze doen stoer, maar eigenlijk zijn ze zwak.

Ze beslist naar hen toe te gaan. Heemstvacht sist geërgerd. Als ze wilt dat ze niet naar hen toe gaat, moet ze het maar zeggen.

“Hé Tijgerpoot,” zegt Honingpoot, “Ik was wel goed hè.” Ze rolt met haar ogen en keert zich naar de twee krijgers.

“Kunnen jullie me wat technieken leren?” vraagt ze hoopvol.

“Tuurlijk,” zegt Lijsterroep, Heemstvachts kwade blik negerend.

“Ik zal er eentje voordoen. Let goed op,” zegt Lijsterroep. Hij rent naar Kastanjepels toe en haakt zijn poten onder hem uit, tegelijkertijd tegen zijn schouder duwend. Als Kastanjepels valt haakt hij zijn klauwen in zijn vacht en bijt hij in Kastanjepels’ nekvel. Lijsterroep laat Kastanjepels los.

“Gezien? Probeer maar,” Lijsterroep knikt nauwelijks merkbaar naar Honingpoot. Het zou leuk zijn die arrogante haarbal te verslaan.

Ze racet naar de cyperse kater en voert dezelfde handeling uit als Lijsterroep. Als jij valt geeft ze hem eerst nog een klap voor ze zich vasthaakt en in zijn nekvel bijt. Ze laat hem los na een paar seconden. Honingpoot gromt gepijnigd. Ze trippelt naar Lijsterroep.

“Goed gedaan,” prijst Lijsterroep, “Ga maar snel verder. Volgens mij is Heemstvacht aan het wachten.” Tijgerpoot knikt en loopt naar de zwarte poes toe.

“Doei,” zegt ze vrolijk als ze de poes van het veld af volgt.

“We gaan terug naar het kamp,” zegt Heemstvacht.

“Wat? Waarom?” vraagt Tijgerpoot verontwaardigd.

“Voor niet luisteren,” zegt Heemstvacht.

“Wanneer luisterde ik dan niet? Je hebt helemaal niks tegen me gezegd, behalve ‘volg me’ toen we naar buiten gingen,” snauwt Tijgerpoot. Haar mentor kijkt haar kwaad aan, maar zegt niks. Ze draait zich om en stampt naar het kamp.

“Kun je je eigen fouten niet eens erkennen? Lafaard,” roept Tijgerpoot bevend van woede. Ze draait zich met een ruk om en begint te rennen. Ze kent het territorium niet, maar dat maakt haar helemaal niks uit. Ze wil weg van haar mentor. Ze ziet vanzelf wel waar ze uitkomt.

Plotseling botst ze tegen iemand aan. Ze valt op haar kont. Onbekende geur. Ze springt op, haar rechtovereind en klauwen uitgezet, klaar om zichzelf te verdedigen.

Het is een witte poes met grijze en zwarte vlekken. Ze is best mooi.

“Rustig, rustig. Ik ben hier niet om je aan te vallen. Ik was eigenlijk naar je op zoek, Tijgerpoot,” zegt de poes.

“Wie ben jij? En hoe ken je mijn naam?” vraagt Tijgerpoot argwanend.

“Ik ben Stroomvleugel. Ik ben van de Sterrenclan. Ik heb tijdelijk een vaste vorm om je te helpen. De Sterrenclan heeft je hulp nodig, Tijgerpoot. Er is een kat, Donkervuur, die de clans wil vernietigen en hij moet dood,” zegt Stroomvleugel.

“Bewijs dat je van de Sterrenclan bent,” zegt Tijgerpoot. Een beeld verschijnt voor haar ogen. Ze ziet Stroomvleugel. Een kater rent naar haar toe en bespringt haar. Na een kort gevecht snijdt hij haar keel door. Even later zijn ze in de Sterrenclan. Dan eindigt het visioen.

“Dat was mijn dood,” zegt Stroomvleugel.

“Oke, ik geloof je,” zegt Tijgerpoot. Stroomvleugel kijkt haar zwijgend aan.

“Dus ik moet deze Donkervuur vermoorden, in het Duistere Woud? En hij wil de clans vernietigen? Hoe kom ik in het Duistere Woud?” vraagt Tijgerpoot.

“Als je instemt zal ik je de weg wijzen en je vergezellen in het Duistere Woud,” zegt Stroomvleugel. Tijgerpoot knikt.

Zou ze het doen? Ze laat dan wel iedereen achter. Maar als de clans vernietigd worden, ziet ze hen sowieso nooit meer.

“Wat denk je?” vraagt Stroomvleugel.

“Ik doe het, op één voorwaarde, dat je me leert vechten,” beslist Tijgerpoot.

“Afgesproken.”

Hoofdstuk 4 (Luipaardpoot)[]

Luipaardpoot legt zijn oren plat tegen zijn kop om het lawaai van zijn clangenoten buiten te sluiten. Hij voelt de tranen al komen. Nee! Niet nu. Hij klemt zijn kaken op elkaar. Toch ontsnappen enkele tranen. Stop! Hij zwiept onrustig met zijn staart, zoekend naar een uitweg.

“De ceremonie is over,” roept Lavendelster. Langzaam sterft het lawaai weg. Hij voelt Lavendelsters vacht tegen de zijne. Haar vertrouwde geur kalmeert hem. Hij ontspant een beetje. Tranen sijpelen in haar vacht.

“Goed gedaan, Luipaard,” zegt ze zachtjes. Ze strijkt met haar staart over zijn rug. Zo blijven ze nog even staan. Dan zet Lavendelster een stap achteruit.

“Zwartwolk staat op je te wachten bij de kampuitgang,” zegt Lavendelster, “Ik zie je vanavond.” Ze geeft hem een duwtje naar de kampuitgang. Luipaardpoot aarzelt even, maar loopt dan toch naar de krijger. Hij negeert de nieuwsgierige blikken die de andere katten hem toewerpen. Zwartwolk glimlacht warm naar hem.

“Zullen we gaan?” vraagt ze. Luipaardpoot knikt. Hij volgt Zwartwolk door de tunnel naar buiten.

Hij kijkt met grote ogen om zich heen. Het is hier zo groot. Hoe gaat hij hier ooit de weg leren kennen?

“Wat denk je?” vraagt Zwartwolk.

“Het is zo groot. Wat als ik verdwaal?” vraagt Luipaardpoot. Hij voelt zichzelf benauwd worden bij het idee alleen al.

“Je zal niet verdwalen, want ik blijf bij je,” verzekert Zwartwolk hem.

“En wat als er iets met je gebeurt?” vraagt hij.

“Dan ga je hulp zoeken. Je kunt altijd op je neus en oren vertrouwen,” zegt Zwartwolk. Luipaardpoot knikt.

“Nog meer vragen?” vraagt Zwartwolk vriendelijk. Luipaardpoot schudt zijn kop.

“Laten we gaan dan,” zegt ze. Zwartwolk zet een stevig tempo in, die hij met zijn lange poten goed bijhoudt.

“We gaan eerst een kijkje nemen bij het moeras. Er zitten vaak kikkers en padden,” zegt Zwartwolk. Luipaardpoot knikt. Hopelijk is het niet zo erg als Honingpoot zei. De cyperse kater had hem verteld dat kleine katten vaak worden opgeslurpt door het moeras.

“Is het daar gevaarlijk?” vraagt Luipaardpoot.

“Als je niet weet wat je doet wel, maar ik weet hoe ik de veilige stukken kan herkennen en dat zal jij ook snel genoeg leren. Je hoeft voor nu alleen mij te volgen,” zegt Zwartwolk. Luipaardpoot knikt. Het klinkt niet heel eng. Hij heeft er eigenlijk wel zin in.

Na een tijdje komen ze bij drassige grond.

“We zijn bijna bij het moeras. Volg mijn pootstappen,” zegt Zwartwolk. Luipaardpoot knikt.

Zwartwolk leidt hem het moeras in. Hij let goed op dat hij op dezelfde plekken loopt als Zwartwolk. Hij merkt dat het lopen moeilijker wordt. Er blijft modder aan zijn poten kleven en hij zakt steeds een beetje weg. De modder voelt niet erg fijn tussen zijn tenen.

“Luipaardpoot?” Zwartwolk kijkt over haar schouder.

“Ja,” antwoordt Luipaardpoot.

“Hier moet je springen. Durf je dat?” vraagt ze.

“Ja,” zegt Luipaardpoot met een lichte trilling in zijn stem.

“Oke, ik ga eerst,” zegt Zwartwolk. Ze springt naar de volgende veilige plek.

“Kom maar,” roept ze. Ze zet een paar stappen achteruit om hem de ruimte te geven. Luipaardpoot blijft aarzelend staan.

“Je kan het, Luipaardpoot!” roept Zwartwolk bemoedigend. Luipaardpoot zet voorzichtig een paar stappen achteruit, dan rent hij naar voren. Hij zet zich krachtig af met zijn achterpoten en landt veilig voor Zwartwolk.

“Dat was supergoed! Ik ben trots op je,” zegt Zwartwolk. Ze geeft hem een link tussen zijn oren. Luipaardpoot kijkt nog een keer achterom. Een trots gevoel nestelt zich in zijn borst als hij de afstand schat.

“We zijn bijna uit het moeras,” vertelt Zwartwolk hem. Ze lopen verder.

Eenmaal uit het moeras zucht Luipaardpoot opgelucht. Hij veegt zijn vieze poten af aan het gras. Dat voelt een stuk beter.

“Waar gaan we nu heen?” vraagt Luipaardpoot om zich heen kijkend.

“We zijn dichtbij het meer. Daar gaan we heen. Dan kun je ook wat drinken,” zegt Zwartwolk. Luipaardpoot knikt. Nu ze erover begint merkt hij pas hoeveel dorst hij heeft.

Hij loopt achter Zwartwolk aan. Als hij bij het meer is buigt hij zich meteen voorover om te drinken. Als hij geen dorst meer heeft ploft hij neer in het gras.

“We kunnen wel even rusten,” zegt Zwartwolk die zich ook in het gras laat zakken. Het gras is heerlijk koel, ondanks de hete zon.

Luipaardpoot legt zijn kop in het gras. Met zijn ogen volgt hij een kevertje. Het beestje verdwijnt al snel tussen de grassprieten. Niet veel later komt een rij mieren tevoorschijn. Ze zijn enorm vervelend. Arendkit had een keer een mier in zijn nest gestopt. Hij kon de hele nacht niet slapen. Het was eigenlijk voor Tijgerpoot bedoeld, maar de mier kroop in zijn vacht. Tijgerpoot en Arendkit hadden een oorlog. Ze pakten elkaar steeds terug. Hij, Berkenkit en Wildkit waren hier ook vaak slachtoffers van. Het stopte pas toen Tijgerpoot een doorn in Arendkits nest stopte. De doorn boorde zich diep in Berkenkits poot en Tijgerpoot mocht een week lang de Kraamkamer niet uit.

Hij kijkt om zich heen als hij iets hoort. Het is de wind! Altijd als hij hem hoort is er een kat in gevaar. De laatste keer dat hij hem hoorde was een maan geleden, Libellevleugels zus, Schaduwbraam, verdronk in het meer. Toen kon hij er niks aan doen, maar nu wel.

Hij luistert ingespannen. De wind zegt Tijgerpoots naam. Hij springt overeind.

“Luipaardpoot?” vraagt Zwartwolk bezorgd. Hij negeert haar en sprint door het bos. De wind klinkt luider en luider. Hij spot Tijgerpoots vacht, maar dan is ze verdwenen en met haar de wind.

“Tijgerpoot!” roept Luipaardpoot. Hij stormt naar de plek waar ze zojuist stond. Hij treft alleen een witte poes aan.

“Waar is Tijgerpoot?” gromt Luipaardpoot dreigend, ookal weet hij dat hij haar nooit zal kunnen verslaan.

“De Sterrenclan heeft een opdracht voor haar. Maar daar gaat het nu niet om. Ik was op je aan het wachten. Je wilt weten waarom de wind je waarschuwt, of niet? Je kunt je antwoorden vinden in de Sterrenclan. Deze poort,” de witte poes wijst met haar staart naar een stenen boog waar een vreemd wit licht uit schijnt, “zal je naar de velden van de Sterrenclan brengen. Hij zal verschijnen als je hem nodig hebt.” De poes zet een stap naar achter en is ook verdwenen, Luipaardpoot alleen achterlatend. Met het verdwijnen van de poes is ook de poort verdwenen.

Oke, dus Tijgerpoot is weg voor een opdracht van de Sterrenclan en hij heeft zojuist toegang gekregen tot Sterrenclanterritorium. Hij kijkt naar de hemel. Wat wil de Sterrenclan bereiken?

Advertisement